Catalogus BAG 2018
Systeembeschrijving van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen

Inhoud van hoofdstuk 4 Gegevenskwaliteit


4 Gegevenskwaliteit

De kwaliteit van de gegevens die in de BAG zijn opgenomen, dient te voldoen aan de gestelde eisen.

Het hoogst denkbare kwaliteitsniveau daarbij is dat de registratie op elk moment aansluit op de feitelijke werkelijkheid (de werkelijkheid in de buitenwereld). Een dergelijk kwaliteitsniveau is in de praktijk echter niet mogelijk. Daarvoor zou elke wijziging in de buitenwereld direct in de basisregistratie moeten worden geregistreerd. In de praktijk zal er altijd sprake zijn van wijzigingen (nieuwbouw, verbouw en sloop) waarvan de gemeente niet of niet direct op de hoogte is, omdat er sprake is van illegale (ver-) bouw of sloop of omdat de bouw- of sloopactiviteiten vergunningvrij zijn.

In het kader van de BAG is daarom gekozen voor het streven naar registratie van de "gelegitimeerde werkelijkheid++".

Concreet betekent de "gelegitimeerde werkelijkheid++" dat:

  1. de gegevens in de BAG overeenkomen met hetgeen is opgenomen in de brondocumenten (gelegitimeerde werkelijkheid) en;
  2. er daarnaast een aantal aanvullende maatregelen (door inrichting van de processen en informatievoorziening) is genomen om ervoor te zorgen dat de gegevens in de registraties zo nauw mogelijk aansluiten op de feitelijke werkelijkheid.

Het registreren van de gelegitimeerde werkelijkheid wordt bereikt door (via de normale mutatieprocessen) gegevens uit onder meer omgevingsvergunningen, relevante meldingen en sloopvergunningen te verwerken in de registratie. Door onder meer het inrichten van procedures voor terugmeldingen en andere signalen en de verwerking daarvan in de registratie wordt ervoor gezorgd dat de "gelegitimeerde werkelijkheid++" in de registratie is vastgelegd.

De andere signalen kunnen onder meer afkomstig zijn uit mutatiesignalering via luchtfoto's of toezicht en handhaving. Tijdens de uitvoering van deze aanvullende maatregelen kunnen nieuwe of gewijzigde BAG-objecten geconstateerd worden, bijvoorbeeld een nieuw Pand of Verblijfsobject waarvoor geen regulier brondocument zoals een vergunning beschikbaar is. Dergelijke geconstateerde nieuwe objecten worden geregistreerd in de BAG met een indicatie geconstateerd. Voor de gegevens van geconstateerde objecten geldt geen gebruiksplicht1 (zie ook paragraaf 4.8). Van de gemeente wordt verwacht dat vervolgens alsnog een regulier brondocument wordt opgesteld (bijvoorbeeld een vergunning, verklaring vergunningvrij, verklaring dat het object is verwijderd), en verwerkt in de registratie, waarbij de indicatie geconstateerd zal vervallen.

Voor de gegevens in de BAG gelden de volgende kwaliteitscriteria:

Paragraaf 4.8 beschrijft wat er moet gebeuren als er aanwijzingen zijn dat er onjuiste gegevens in de BAG zijn terechtgekomen dan wel daarin ontbreken.

Deze kwaliteitscriteria zijn uitgewerkt in kwaliteitseisen. De vermelde waarden voor kwaliteit zijn minimumwaarden. Dat wil zeggen dat de aspecten van de BAG er minimaal aan moeten voldoen.

4.1 Volledigheid

Alle objecten die voldoen aan de definitie van een van de BAG-objecttypen, moeten worden geregistreerd in de BAG.

Objecten die op grond van een brondocument bekend zijn bij de gemeente, worden opgenomen op basis van dat brondocument.

Objecten die in de werkelijkheid bestaan maar waarvan geen brondocument beschikbaar is, worden opgenomen op basis van een ambtelijke verklaring.

Een object wordt beëindigd in de BAG als:

  • het pand of verblijfsobject ophoudt te bestaan in de werkelijkheid;
  • de gemeente besluit dat de woonplaats, openbare ruimte, nummeraanduiding, standplaats of ligplaats niet meer bestaat.

Objecten waarvan het feitelijk bestaan na de invoering van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen per 1 juli 2009 volgens een brondocument is geëindigd, zijn als zodanig herkenbaar opgenomen in de registratie.

4.2 Compleetheid

Alle te registreren kenmerken (attributen) van de geregistreerde objecten zijn opgenomen in de registratie (zie hoofdstuk 6).

Alle in de BAG opgenomen gegevens zijn voorzien van een waarde, indien in deze catalogus is voorgeschreven dat het betreffende gegeven verplicht van een waarde moet zijn voorzien (zie hoofdstuk 7).

De waarde van elk in de BAG opgenomen gegeven moet passen binnen de domeinwaarde die het betreffende gegeven overeenkomstig deze catalogus kan aannemen (zie hoofdstuk 8).

4.3 Juistheid

Alle in de registratie verwerkte wijzigingen komen overeen met hetgeen daarover in het onderliggende brondocument is opgenomen.

Bij elke versie van een object in de BAG is een verwijzing opgenomen naar het brondocument waaruit blijkt welke wijziging in de verschijningsvorm van het object heeft plaatsgevonden.

Bij elke versie van een object in de BAG komt de waarde van een gewijzigd gegeven exact overeen met de waarde van dit gegeven in het bijbehorende brondocument, tenzij is bepaald dat een gegeven binnen bepaalde tolerantiegrenzen een afwijking mag kennen ten opzichte van de exacte waarde van het gegeven.

De in de BAG opgenomen gegevens die volgens de in deze catalogus opgenomen regels voor die attribuutsoort aan een nauwkeurigheidseis moeten voldoen (zie dit hoofdstuk 4 en hoofdstuk 7), kennen een nauwkeurigheid zoals genoemd in die nauwkeurigheidseisen.

4.4 Actualiteit

Actualiteit is de mate waarin de gegevens binnen een gedefinieerd tijdsinterval overeenstemmen met de werkelijke situatie. Voor de BAG betekent dit dat de actualiteit betrekking heeft op de administratieve werkelijkheid en de tijdige verwerking van brondocumenten.

De termijnen voor opnemen van gegevens in de registratie van een bronhouder zijn:

  1. inschrijving van gegevens binnen vier werkdagen na de brondocumentdatum;
  2. het in de registratie opnemen van de definitieve geometrie binnen zes maanden na het bij een verblijfsobject of pand registreren van de status in gebruik (niet ingemeten).

Binnen vier werkdagen na het nemen van een besluit (oftewel de datum van het brondocument) moeten de gegevens zijn verwerkt in de registratie van de bronhouder. Als deze termijn van vier werkdagen wordt overschreden, moet de mutatie nog steeds worden doorgevoerd op basis van het besluit c.q. brondocument. Ook in dat geval wordt de dagtekening van het brondocument opgenomen als documentdatum van het brondocument.

Het is niet meer mogelijk de gegevens uit een eerder besluit door te voeren als een opvolgend besluit c.q. brondocument reeds is verwerkt in de registratie. Er wordt dan een verklaring opgesteld en vervolgens wordt de mutatie doorgevoerd met de besluitdatum van de verklaring als datum begin geldigheid en als documentdatum.

4.5 Positionele nauwkeurigheid

Bij oppervlakten en geometrie is sprake van bepaalde meetnauwkeurigheden en moet men rekening houden met bepaalde toleranties. Voor dit soort gegevens gelden dan ook toleranties ten aanzien van de exactheid van de waarden die het gegeven kan aannemen.

De BAG stelt eisen aan de positionele nauwkeurigheid van de geometrie van een pand, woonplaats, ligplaats en standplaats. Dit zijn de minimale kwaliteitseisen waaraan de geometrie van deze objecten moet voldoen. Aan de geometrie van een verblijfsobject worden geen eisen gesteld ten aanzien van de positionele nauwkeurigheid.

Afhankelijk van welke status een pand heeft, heeft een pand een voorlopige (niet-ingemeten) of een definitieve (ingemeten) geometrie. Er gelden andere kwaliteitseisen voor de voorlopige dan voor de definitieve geometrie van een pand (zie tabel 4.5.a). Een pand met status ten onrechte opgevoerd voldoet aan de kwaliteitseisen van de voorgaande status.

Tabel 4.5.a: Verschillen tussen de kwaliteitseisen voor de voorlopige en de definitieve geometrie van een pand

Facet Voorlopige, niet-ingemeten pandgeometrie Definitieve, ingemeten pandgeometrie
Status van het pand Bouwvergunning verleend; Niet gerealiseerd pand; Bouw gestart; Pand in gebruik (niet ingemeten); Verbouwing pand Pand in gebruik; Sloopvergunning verleend; Pand gesloopt; Pand buiten gebruik
Nauwkeurigheidseis De relatieve puntprecisie2 bedraagt 300 cm (oftewel een afronding naar boven van de absolute puntprecisie van 200 cm) De relatieve puntprecisie bedraagt 30 cm (oftewel een afronding naar boven van de absolute puntprecisie van 20 cm)
Detailleringseis Details die meer dan 100 cm afwijken van de doorgaande gevellijn, moeten worden opgenomen Details die meer dan 25 cm afwijken van de doorgaande gevellijn, moeten worden opgenomen. Als er sprake is van overbouw, wordt de gevellijn van de overbouw ingemeten, mits de overbouw tenminste een verdieping hoog is en tenminste een meter uitsteekt ten opzichte van de gevel op maaiveldniveau

Voor de geometrie van woonplaatsen, standplaatsen en ligplaatsen geldt ten aanzien van de nauwkeurigheid en detaillering dat de relatieve puntprecisie van de omtrek 60 cm bedraagt (oftewel een afronding naar boven van de absolute puntprecisie van 40 cm). Waar een woonplaatsgrens langs een gemeentegrens loopt, moet de woonplaatsgrens bovendien zijn gelegen binnen een marge van 1 cm aan weerszijden van de gemeentegrens en mag de totale oppervlakte van de afwijkingen die zo kunnen ontstaan, niet meer bedragen dan 1 m².

De BAG hanteert voor het beschrijven van de positionele nauwkeurigheid de zogenaamde interne precisie, ook bekend onder de naam relatieve precisie. Een uitgebreide theoretische beschrijving hiervan staat in de Handleiding voor de Technische werkzaamheden van het Kadaster uit 19963 (HTW 1996). De waarden voor de minimale toegestane kwaliteit van de positionele nauwkeurigheid zijn afrondingen van de in de HTW 1996 vermelde waarden voor de lengte van de halve lange as van de relatieve standaardellips tussen twee punten in. Zo heeft de ingemeten geometrie van een Pand een positionele nauwkeurigheid van 20 cm × √2. Afgerond is dit 30 cm. Het staat bronhouders vrij om zelf hogere nauwkeurigheidseisen te hanteren.

De punten in het veld dienen te zijn ingemeten en in het bestand te zijn verwerkt volgens de regels zoals beschreven in de HTW 1996, inclusief het supplement voor detailmeting met GPS.

4.6 Oppervlaktenauwkeurigheid

Ten aanzien van de nauwkeurigheid van de oppervlakte is de maximaal toegestane afwijking in de oppervlakte van een verblijfsobject gesteld op 1,15 maal de wortel van de oppervlakte, met dien verstande dat bij objecten met een oppervlakte van 1 m² een toegestane afwijking geldt van 1 m² (100%).

De exacte wijze van bepalen van de gebruiksoppervlakte wordt beschreven in NEN 2580:2007. Op hoofdlijnen komt dit erop neer dat de gebruiksoppervlakte van een verblijfsobject wordt bepaald door hetgeen op vloerniveau wordt gemeten uitgaande van de binnenzijde van de omhullende scheidingsconstructies. Vides en schalmgaten van meer dan 4 m² blijven buiten beschouwing, evenals inspringingen en uitspringingen langs de omtrekken van minder dan 0,5 m².

Anders dan NEN 2580:2007 sluit de BAG niet-binnenruimten en gemeenschappelijke ruimten uit van de gebruiksoppervlakte.

4.7 Tijd

De BAG hanteert de norm ISO 8601:2004 voor het beschrijven van tijdsaspecten. De notatie van de tijd is overeenkomstig de ISO-regelgeving: jjjj-mm-ddTuu:mm:ss.sss. De hoofdletter T wordt hierbij gebruikt om de datum- en tijdcomponent te scheiden. Bijvoorbeeld: 2016-04-01T12:34:56 betekent dus 1 april 2016 om 12 uur, 34 minuten en 56 seconden.

De kwaliteit van de tijdbeschrijving wordt beschreven met drie aspecten, te weten:

4.7.1 Tijdnauwkeurigheid

Met tijdnauwkeurigheid wordt bedoeld de juistheid van de tijdswaarneming. Dit geeft de foutmarge aan in de tijdswaarneming.

De datum van het brondocument (documentDatum) wordt vastgelegd met de nauwkeurigheid van jaar, maand en dag. Het bouwjaar van een pand wordt vastgelegd met de nauwkeurigheid van jaar.

Bij het initieel opvoeren van een pand, wordt door de gemeente een reële inschatting gemaakt van het waarschijnlijke bouwjaar van het pand. Bij het bouwkundig gereed opleveren van het pand wordt deze waarde in voorkomende gevallen aangepast. Indien in latere jaren wijzigingen aan een pand worden aangebracht, leidt dit niet tot wijziging van het bouwjaar.

Ten aanzien van de nauwkeurigheid van bouwjaren worden tolerantiegrenzen gehanteerd (zie tabel 4.7.1.a).

Tabel 4.7.1.a: Toleranties voor de nauwkeurigheid van bouwjaren

Ingevuld bouwjaar Maximaal toegestane afwijking
≥ 1992 1 jaar
1950 – 1991 2 jaar
1900 – 1949 5 jaar
1800 – 1899 10 jaar
< 1800 25 jaar

Hierbij wordt opgemerkt dat het in uitzonderlijke gevallen (vooral bij zeer oude panden) onmogelijk kan blijken te zijn om het bouwjaar binnen bovenstaande toleranties te bepalen. In die gevallen geldt "wat niet kan, kan niet" en wordt de beste schatting geregistreerd.

4.7.2 Tijdconsistentie

Op elk moment in de tijd moet het eenduidig helder zijn welke gegevens er geldig zijn. De BAG maakt hiervoor gebruik van materiële en formele historie (zie paragraaf 3.7.2). Dit betekent dat het in de registratie op elk moment in de formele historie eenduidig helder moet zijn wat de materiële historie is van een object. Binnen deze materiële historie moet het vervolgens eenduidig helder zijn vanaf wanneer en tot wanneer welke gegevens geldig zijn.

4.7.3 Tijdgeldigheid

Tijdgeldigheid is de geldigheid van de BAG-gegevens overeenkomstig de geregistreerde datum en tijd in de registratie. Voor het ontstaan, wijzigen en vervallen van objecten geldt de Nederlandse wettelijke tijd4. Daarbij wordt in de winter de wintertijd aangehouden, oftewel Midden-Europese Tijd, en in de zomer de zomertijd, oftewel Midden-Europese Zomertijd. Om dubbele tijdstippen te voorkomen mag in de nacht van zomertijd naar wintertijd (oftewel de nacht van zaterdag op zondag in het laatste weekend van oktober wanneer de klok een uur teruggaat5) geen tijdstip worden toegekend aan (versies van) objecten.

4.8 Aanwijzingen van mogelijke onjuistheden in de registratie

Ondanks het zorgvuldig registreren van alle gegevens die voortkomen uit de reguliere levenscyclus van objecten, kunnen er aanwijzingen zijn dat er onjuiste gegevens in de BAG zijn terechtgekomen dan wel daarin ontbreken. Dit soort aanwijzingen kan in elke fase van de levenscyclus naar voren komen en doorkruist feitelijk de normale levenscyclus van planvorming, bouw, gebruik en sloop dan wel vaststelling en intrekking (zie paragraaf 3.6).

Het gebruik van de basisregistraties binnen de overheid is als uitgangspunt verplicht en daarbij geldt tevens de plicht tot het terugmelden van fouten. Deze samenhangende plichten versterken de kwaliteit van de registraties.

Op het moment dat een gebruiker gerede twijfel heeft6 over de juistheid van een authentiek gegeven van een BAG-object of over het ontbreken van een authentiek gegeven, dient een terugmelding op dit gegeven te worden gedaan. Op dat moment vervalt voor deze gebruiker de gebruiksplicht7. Op het moment dat de bronhouder van het betreffende BAG-object de terugmelding niet binnen twee werkdagen kan afhandelen, wordt het gegeven 'in onderzoek' geplaatst en mogen alle gebruikers een ander gegeven gebruiken8. De bronhouder dient het onderzoek binnen zes maanden af te ronden en het gegeven weer 'uit onderzoek' te halen, waarna de gebruiksplicht voor dit gegeven weer geldt.

Als blijkt dat de waarde uit de terugmelding een hogere kwaliteit heeft dan die in de BAG, dan past de bronhouder het gegeven aan, ook als het verschil kleiner is dan de toegestane tolerantie op dit gegeven zoals gesteld in hoofdstuk 4 van deze catalogus (bijvoorbeeld voor geometrie of oppervlakte).

Voor ieder BAG-object geldt dat de authentieke gegevens m.u.v. de unieke aanduiding (identificatie) in onderzoek geplaatst kunnen worden, uitgebreid met het gegeven postcode van een nummeraanduiding. Tabel 4.8.a geeft per object aan welke gegevens (attributen en relaties) in onderzoek kunnen worden geplaatst.

Tabel 4.8.a: De gegevens die per object in onderzoek kunnen worden geplaatst

BAG-Object Gegevens in onderzoek te plaatsen
Woonplaats naam; geometrie; status
Openbare ruimte naam; type; status; ligt in gerelateerde woonplaats
Nummeraanduiding huisnummer; huisletter; huisnummertoevoeging; postcode; type adresseerbaar object; status; ligt in gerelateerde woonplaats; ligt aan gerelateerde openbare ruimte
Pand geometrie; bouwjaar; status
Verblijfsobject geometrie; gebruiksdoel; oppervlakte; status; maakt onderdeel uit van gerelateerd pand; heeft als hoofdadres; heeft als nevenadres
Standplaats geometrie; status; heeft als hoofdadres; heeft als nevenadres
Ligplaats geometrie; status; heeft als hoofdadres; heeft als nevenadres

Voetnoten

  1. Wet basisregistraties adressen en gebouwen, artikel 35, lid 2: "Een bestuursorgaan kan een ander gegeven gebruiken dan een krachtens deze wet beschikbaar authentiek gegeven, ingeval: a. bij het desbetreffende authentieke gegeven de aanduiding als bedoeld in artikel 19, vierde lid, onderdeel a is geplaatst; b. bij het desbetreffende authentieke gegeven de aantekening «in onderzoek» is geplaatst; c. het met betrekking tot het desbetreffende authentieke gegeven een melding heeft gedaan als bedoeld in artikel 37; d. het door toepassing van het eerste lid zijn publiekrechtelijke taak niet naar behoren zou kunnen vervullen, of e. bij wettelijk voorschrift anders is bepaald dan in het eerste lid." http://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0023466 en https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2017-60.html 

  2. De mate waarin een meet- en verwerkingsproces bij herhaling dezelfde resultaten geeft, noemt men precisie. Als een hoge precisie wordt gehaald, betekent dit dat de mogelijke fout een kleine waarde heeft. Precisie is het resultaat van inwinning en verwerking. Dat betekent dat een hoge precisie bij de inwinning vaak 'verslechtert' door inpassing in een bestaand bestand. Zo zal een terrestische inwinning die is aangesloten op een fotogrammetrisch ingewonnen bestand, de precisie verkrijgen die geldt voor het bestaande, fotogrammetrisch ingewonnen bestand. Mede om deze reden worden vaak grotere mutaties (uitbreidingsgebieden), na controle op de betrouwbaarheid van de meting door analyse van een eerste fase vereffening, geplaatst binnen het bestaande bestand en niet daarop ingepast. Dit is ook bekend onder de term "dumpen". 

  3. Handleiding voor de Technische werkzaamheden van het Kadaster (1996), ISBN 90-803078-1-5. 

  4. Wet tot nadere regeling van de wettelijke tijd, artikel 1: "1 De wettelijke tijd in Nederland is de Midden-Europese tijd. 2 Wij kunnen bij algemene maatregel van bestuur een tijdvak van het jaar bepalen, waarin de Midden-Europese Zomertijd geldt." http://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0002288 

  5. Besluit van 5 december 2001 tot vaststelling van de zomertijd, artikel 2: "De Midden-Europese zomertijd vangt met ingang van 2002 aan op de laatste zondag van de maand maart om 02.00 uur en eindigt op de laatste zondag van de maand oktober om 03.00 uur." http://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0013087 

  6. Een bestuursorgaan dat gegevens heeft verkregen uit de landelijke voorziening en gerede twijfel heeft over de juistheid van een authentiek gegeven of het ontbreken van een authentiek gegeven is op grond van artikel 37 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen verplicht tot terugmelden. Belanghebbenden mogen terugmelden op grond van artikel 38. http://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0023466 

  7. Wet basisregistraties adressen en gebouwen, artikel 35, lid 2: "Een bestuursorgaan kan een ander gegeven gebruiken dan een krachtens deze wet beschikbaar authentiek gegeven, ingeval: a. bij het desbetreffende authentieke gegeven de aanduiding als bedoeld in artikel 19, vierde lid, onderdeel a is geplaatst; b. bij het desbetreffende authentieke gegeven de aantekening «in onderzoek» is geplaatst; c. het met betrekking tot het desbetreffende authentieke gegeven een melding heeft gedaan als bedoeld in artikel 37; d. het door toepassing van het eerste lid zijn publiekrechtelijke taak niet naar behoren zou kunnen vervullen, of e. bij wettelijk voorschrift anders is bepaald dan in het eerste lid." http://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0023466 en https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2017-60.html 

  8. Wet basisregistraties adressen en gebouwen, artikel 35, lid 2: "Een bestuursorgaan kan een ander gegeven gebruiken dan een krachtens deze wet beschikbaar authentiek gegeven, ingeval: a. bij het desbetreffende authentieke gegeven de aanduiding als bedoeld in artikel 19, vierde lid, onderdeel a is geplaatst; b. bij het desbetreffende authentieke gegeven de aantekening «in onderzoek» is geplaatst; c. het met betrekking tot het desbetreffende authentieke gegeven een melding heeft gedaan als bedoeld in artikel 37; d. het door toepassing van het eerste lid zijn publiekrechtelijke taak niet naar behoren zou kunnen vervullen, of e. bij wettelijk voorschrift anders is bepaald dan in het eerste lid." http://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0023466 en https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2017-60.html