Hoe worden serres, tuinkamers en soortgelijke objecten afgebakend?
De verscheidenheid aan soorten serres, tuinkamers, afsluitbare overkappingen en soortgelijke objecten maakt het lastig tot één specifieke beschrijving te komen die in alle situaties kan worden toegepast. Het is en blijft belangrijk objecten afzonderlijk te bekijken en te beoordelen of een object wel of niet (onderdeel van) een pand en/of een verblijfsobject is. In dit artikel wordt toegelicht welke eigenschappen van een constructie in grotere mate een rol spelen bij deze beoordeling.
De belangrijkste kenmerken waarmee rekening moet worden gehouden bij de afbakening van een serre of tuinkamer als pand en/of verblijfsobject zijn:
- volledig omsloten door wanden (vanuit de BAG worden hierbij verder geen eisen gesteld aan het materiaal van de wanden of het binnenklimaat);
- een dichte dakconstructie;
- een dichte vloerconstructie (dit is alleen van toepassing voor afbakening van verblijfsobjecten, vanuit de BAG worden aan de vloerconstructie geen verdere eisen gesteld).
Een overkapping die niet volledig door wanden is omsloten, wordt niet als (onderdeel van) een pand afgebakend. Een serre of tuinkamer is vaak wél volledig door wanden omsloten (ook als er sprake is van grote beweegbare delen als een schuifdeur of een schuifpui) en aangebouwd als uitbouw van een woning. Een door wanden omsloten object dat aan een ander pand vastzit, is echter niet per definitie altijd een uitbreiding op het huidige pand. Een houten schuurtje dat bouwkundig zelfstandig is en toevallig tegen/naast een woning gerealiseerd wordt, is bijvoorbeeld geen onderdeel van het pand van de woning. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een, kant-en-klaar in elkaar te zetten, prefab houten schuurtje van de bouwmarkt dat bouwkundig constructief een zelfstandige eenheid is.
Bij de beoordeling wordt gekeken naar de mate waarin het object dat vastzit aan het pand één geïntegreerde constructie vormt met dit pand. De vaststelling dat er geen sprake is van één integrale constructie is een aanwijzing dat er geen sprake is van een uitbreiding van het pand.
Kortom: als het object dat vastzit aan het pand geen geïntegreerde constructie vormt met het pand waaraan het vastzit, is er normaal gesproken geen sprake van een uitbreiding van het pand of het verblijfsobject.
Andersom vormt een serre of tuinkamer over het algemeen juist wél een geïntegreerde constructie met de woning. In deze context en met voorgaande argumentatie ligt het daarom voor de hand een serre of tuinkamer in dat geval als onderdeel van het pand én het verblijfsobject in de BAG te registreren.