Praktijkhandleiding BAG
Handleiding bij de catalogus van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen

zonder aanmaakdatum vrijdag 1 januari 2021

Kwaliteit- en toezichtkader Basisregistratie Adressen en Gebouwen 2021

Deze webversie van het Kwaliteit- en toezichtkader Basisregistratie Adressen en Gebouwen 2021 is een serviceproduct voor gebruikers. Aan de inhoud kunnen geen rechten worden ontleend. De formele versie van het Kwaliteit- en toezichtkader Basisregistratie Adressen en Gebouwen 2021 vindt u op geobasisregistraties.nl.

De 2021-versie is vigerend en gepubliceerd. Begin 2022 zal het geüpdatete kader gepubliceerd worden na afstemming met de stakeholders.

Versie
2021 - 1.0

Auteurs
Martijn Odijk
Damir Brnobic

Tot stand gekomen in samenwerking met de Werkgroep Kwaliteit BAG en het Agendaoverleg BAG BAO

Datum
1 januari 2021

Dit is een uitgave van het
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Postbus 20011 | 2500 EA Den Haag


Inleiding

Eén van de belangrijkste veranderingen bij de overgang naar de gewijzigde BAG wet- en regelgeving is de inrichting van een nieuw kwaliteitsregime in een breder proces van kwaliteitsborging (bij bronhouders) – monitoring – kwaliteitsmanagement (centraal) en toezicht1. Deze beleidsnotitie schetst hier een overzicht van.

Het is allereerst van belang om te benadrukken dat bronhouders de verantwoordelijkheid hebben om de kwaliteit van de registratie conform de eisen in wet- en regelgeving te garanderen. Ter ondersteuning hiervan worden er, aanvullend op de kwaliteitsborging bij bronhouders zelf, middels bijvoorbeeld het Kadaster Kwaliteitsdashboard BAG, centraal instrumenten beschikbaar gesteld. Deze instrumenten dienen twee doelen, kwaliteitsborging bij de bronhouders zelf, maar ook operationalisering van de systeemverantwoordelijkheid van de minister van BZK voor de kwaliteit van de landelijke BAG. Daarnaast formuleert deze notitie de prioriteiten voor het nieuwe jaar, zoals deze zijn vastgesteld in het (agendaoverleg) BAG BAO, en de zogenaamde interventiewaarden. Het kwaliteitsmanagement BAG, belegd bij het Kadaster, controleert op deze ondergrens en kan in actie komen zodra de datakwaliteit van de BAG structureel onder druk staat.

Aanvullend is in dit document overgangsbeleid opgenomen. Het in bijlage 2 geformuleerde implementatiebeleid bepaalt in hoeverre bronhouders nieuwe wet- en regelgeving met terugwerkende kracht dienen toe te passen op de huidige registratie (bestaande populatie). Dit faciliteert een soepele overgang van BAG 1.0 naar BAG 2.0 en heeft een tijdelijk karakter.

Interventiewaarden en implementatiebeleid zijn dynamisch van aard. Per jaar wordt, in overleg met het BAG Bronhouders- en Afnemersoverleg (BAG BAO), bekeken in hoeverre waarden of eisen aanpassing vragen. Op deze manier kan adequaat worden ingespeeld op belangen en behoeften van bronhouders en afnemers. In deze 2021-versie van het implementatiebeleid staat het beheersen van de impact voor de bronhouder centraal, net als in eerdere versies. Dat heeft te maken met het feit dat de in BAG 2.0 gekozen benadering van afbakening van invloed is op met name bijgebouwen. Een verschuiving in de afbakening van dergelijke objecten raakt daarnaast ook de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT). Aangezien ook deze basisregistratie een doorontwikkeling doormaakt, kan nog niet gekozen worden voor een toekomstbestendige oplossing. Om deze reden is er, in overleg met bronhouders en afnemers, voor gekozen om op dit moment terughoudend te zijn met toepassing van de nieuwe benadering op bestaande bouwwerken. Hiermee is bewust gekozen voor een hybride situatie, waarbij sommige objecten van eenzelfde type anders geregistreerd zijn onder BAG 1.0 dan onder BAG 2.0. Op weg naar de ontwikkeling van de samenhangende objectenregistratie (onderdeel van Doorontwikkeling-in-Samenhang, DiS Geo) zal duidelijker worden hoe met bepaalde keuzes, voor de bestaande populatie, in de BAG omgegaan moet worden.

In de 2021-versie van het kwaliteitskader BAG is een heldere planning omtrent de zelfcontrolecyclus opgenomen, zodat het voor de bronhouders duidelijk is wanneer bevindingen uit de zelfcontrole teruggekoppeld worden. Bovendien is de cyclus waarover de bronhouders zich verklaren gewijzigd van 1 juli tot en met 31 juni naar de reguliere jaarcyclus van 1 januari tot en met 31 december. Deze cyclus is eveneens volledig bruikbaar voor de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) en de Basisregistratie Ondergrond (BRO). Op termijn kunnen de kwaliteits- en toezichtkaders voor deze drie basisregistraties geïntegreerd worden. Dit past goed in de samenhangende doorontwikkeling (DiS Geo). Voor 2022 is het streven dat er één Kwaliteit- en Toezichtkader beschikbaar is voor zowel de BAG als de BGT.


1. Normatieve kader

Sinds de inwerkingtredingsdatum van de herziene wet- en regelgeving voor de BAG, 1 juli 2018, wordt het normatieve kader gevormd door:

  • De gewijzigde Wet bag2,
  • Het gewijzigde Besluit bag3, en
  • De Catalogus BAG 20184.

De kwaliteitseisen die aan de gegevens in de BAG gesteld worden, zijn in deze documenten opgenomen. Alle gegevens die in de basisregistratie geregistreerd of gemuteerd worden moeten aan deze eisen voldoen.

In met name hoofdstuk 4 van de Catalogus staan de kwaliteitseisen beschreven die aan de BAG gesteld worden. In dat hoofdstuk is kwaliteit onderverdeeld in de onderdelen volledigheid, compleetheid, juistheid, actualiteit, positionele nauwkeurigheid, oppervlaktenauwkeurigheid, tijd (tijdnauwkeurigheid, tijdconsistentie, tijdgeldigheid) en aanwijzingen van mogelijke onjuistheden in de registratie.

Een toelichting op het kwaliteitsregime is beschreven in paragraaf 5 en 6 van de memorie van toelichting bij de wijziging van de Wet bag.

De Catalogus bevat alle generieke en bijzondere verplichtingen. Deze twee typen worden hieronder verder toegelicht.

1.1. Generieke verplichtingen

Generieke verplichtingen hebben bijvoorbeeld betrekking op de objectafbakening, de inwinning of verwerking van gegevens of de opname van statussen. Deze verplichtingen zijn in de Catalogus vastgelegd; langs die weg zijn ze daadwerkelijk verplichtend.

1.2. Bijzondere verplichtingen

Bijzondere verplichtingen zijn uitzonderingen op de generieke verplichtingen. Denk daarbij aan het niet opnemen van een bouwwerk in de BAG, terwijl er wel wordt voldaan aan de definitie. Dit geldt bijvoorbeeld voor de hobbykas, die dan ook expliciet als uitzondering in de Catalogus is opgenomen bij de pandafbakening.

1.3 Toepassing

Het normatieve kader leidt niet voor iedere concrete situatie altijd tot een bij voorbaat eenduidige uitkomst. Het is de verantwoordelijkheid van de bronhouder om tot een resultaat te komen dat aansluit bij de doelen en principes van de BAG. Naast de formele documenten zijn met het oog daarop ook praktijkhandleidingen aan bronhouders en afnemers ter beschikking gesteld5.


2. Beleid kwaliteitsmanagement en toezicht

De Catalogus bevat absolute normen: het moet altijd, het mag nooit of het moet bijvoorbeeld altijd binnen een bepaalde termijn. Dit hoofdstuk beschrijft enerzijds de relatie tussen de gewijzigde afbakening en bestaande registraties van bronhouders en anderzijds de gestelde ondergrens voor de kwaliteit van gegevens.

2.1. Implementatiebeleid en prioriteiten 2021

Volgens het oude Objectenhandboek ("BAG 1.0") worden bijvoorbeeld 'silo's' als pand afgebakend. In de vigerende Catalogus komt dit begrip niet voor. Elk bouwwerk moet volgens dezelfde generieke regels worden afgebakend. Nieuwe silo's zullen dus vaak niet meer als pand worden afgebakend. Maar dat betekent niet dat bronhouders ook de al bestaande silo's actief moeten opsporen en uit de BAG halen. Dit geldt voor meer soorten objecten waarvoor de afbakening als gevolg van de Catalogus is gewijzigd.

Voor al deze bestaande objecten is in het implementatiebeleid opgenomen wat het ministerie van de bronhouder verwacht. Dit beleid is opgenomen in bijlage 2. Vaak zal dit inhouden dat geen actieve inwinning wordt verwacht, maar dat objecten die in de reguliere processen, zoals een verleende omgevings- vergunning voor een verbouwing, of naar aanleiding van terugmeldingen naar voren komen wel moeten worden verwerkt. Dit implementatiebeleid is in deze versie van het Kwaliteitskader niet gewijzigd.

In het najaar van 2020 is door de werkgroep Kwaliteit aan het Agendaoverleg BAG BAO en het ministerie van BZK een advies uitgebracht over de prioriteiten aangaande de kwaliteit van de BAG in 2021. De inhoud van deze notitie is opgenomen als bijlage 2 (prioriteiten en interventiewaarden 2021). Een samenvatting van deze prioriteiten is als volgt: Er is een drietal kwaliteitscategorieën te onderscheiden:

  1. Kwaliteitsacties die al lopen en voortgezet / afgerond worden in 2021;
  2. Nieuwe kwaliteitsacties waarvan voorgesteld wordt deze te starten (of te intensiveren) in 2021;
  3. Onderwerpen die nader onderzocht moeten worden alvorens deze eventueel te starten in 2021.

Ad 1. Dit betreffen de onderwerpen:

  • Gebruiksoppervlakte van verblijfsobjecten – kwaliteit van het gegeven (voor woningen);
  • Traject vindbaarheid openbare ruimten;
  • Windturbines (afhankelijk van keuzes in conceptueel model voor de Samenhangende Objectenregistratie)

Ad 2. Dit betreffen de onderwerpen:

  • termijnen voor brondocumenten
  • termijnen voor definitieve geometrie
  • termijnen voor 'in onderzoek'

Dit betreffen onderwerpen die tot de normale werkzaamheden van de bronhouders behoren. Echter in de praktijk zien we zaken die niet altijd goed lopen. Van het bovenstaande lijstje is er prioriteit voor definitieve geometrie en termijnen in onderzoek, en in mindere mate voor termijnen brondocumenten. Naar aanleiding van communicatie over deze issues, en de beschikbare rapportages uit het kwaliteitsdashboard, moeten bronhouders zelf de inschatting maken of dit voor hen van toepassing is, en wat een goede aanpak kan zijn voor de eigen organisatie om deze percentages omhoog te krijgen.

Centraal zullen de bronhouders hierop beoordeeld worden: gedurende het jaar 2021 is de bedoeling dat we een stijgende lijn (richting de interventiewaarden) zien in de resultaten bij bronhouders waar dit speelt.

Ad 3. Dit betreffen de onderwerpen:

  • gebruiksoppervlakte van verblijfsobjecten – kwaliteit van het gegeven (voor niet-woningen)
  • bouwjaren van panden – kwaliteit van het gegeven
  • geometrische inconsistenties BGT en BAG (onderzoeken wat aan de BAG-zijde dient te gebeuren)
  • kwaliteit afbakening stand- en ligplaatsen

Deze onderwerpen kunnen in eerste instantie achter de schermen opgepakt worden, en nader geanalyseerd worden alvorens een actiegerichte aanpak op te stellen. In principe kunnen deze dan voor de volgende jaarcyclus geagendeerd worden (tenzij er eerder noodzaak voor is).

2.2. Interventiewaarden

Het is van belang dat de BAG van goede kwaliteit is. Om deze reden is in dit document een ondergrens voor de datakwaliteit geformuleerd voor zover deze centraal meetbaar is. Op het moment dat bronhouders door deze grens zakken, kan het Kwaliteitsmanagement BAG (Kadaster) met hen het gesprek aangaan. De ondergrens is in de vorm van zogenaamde interventiewaarden opgenomen in bijlage 1.

Uitgangspunt is dat interventiewaarden dynamisch zijn. De BAG kent een uitgebreid scala aan al dan niet (de-) centraal meetbare kwaliteitseisen. Denk daarbij aan maximaal toegestane afwijkingen voor oppervlakte en geometrie. De komende jaren zullen meer van dit soort kwaliteitseisen vertaald worden naar interventiewaarden. Hierbij zijn de volgende aandachtspunten van belang. Wenselijk is om alle pijlers in het kader van kwaliteit meetbaar te maken, gerelateerd aan alle objecten en attributen (met uitzondering van woonplaats, stand- en ligplaats). Dit betreft aandachtspunten bij de doorontwikkeling:

  • Juistheid: status, bouwjaar, oppervlakte, geometrie, adres, gebruiksdoel
  • Actualiteit: definitieve geometrie, in onderzoek, brondocumenten
  • Compleetheid: n.v.t. in de BAG (opvoeren objecten kan alleen incl. alle attributen)
  • Volledigheid: komen alle in de feitelijke werkelijkheid gerealiseerde panden en verblijfsobjecten voor in de registratie.

De interventiewaarden en het implementatiebeleid worden niet in de Catalogus zelf opgenomen, maar steeds afzonderlijk door het ministerie vastgesteld. Deze worden jaarlijks heroverwogen, na advies van het BAG BAO (via het Agendaoverleg BAG BAO). Bijlagen 1 en 2 vormen het kader vanaf de datum van inwerkingtreding.


3. Systeem van kwaliteitsborging

De inhoud van de BAG dient van hoge kwaliteit te zijn. Hiertoe zijn verschillende kwaliteitswaarborgen aanwezig, zoals borging bij de bronhouder, terugmelding van fouten door afnemers, landelijke onafhankelijke kwaliteitsmonitoring door kwaliteitsmanagement (als eventuele opmaat naar het toezicht), het (horizontale) toezicht binnen de bronhouderorganisaties (gemeenten) en het (verticale) toezicht door de minister. Met de laatste twee stappen vult de minister de systeemverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de BAG in.

De kwaliteit zal blijken in de diverse processen binnen en buiten de overheid waarvoor deze basisregistratie wordt gebruikt, maar uit het verloop van die processen alleen kan geen meetbare kwaliteit worden afgeleid. Hieronder beschrijven we de vier stappen van de kwaliteitsborging van de BAG.

In de memorie van toelichting van de gewijzigde Wet bag6 wordt het volgende aangegeven in hoofdstuk 6, Kwaliteitszorg en toezicht:

In geval van gerede twijfel over de juistheid van gegevens hebben bestuursorganen reeds een terugmeldplicht op grond van de wet, welke verplichting binnen het stelsel van basisregistraties geldt als een belangrijke «zelfreinigende factor» voor het stelsel, die kwaliteitsverhogend werkt. Dit is in overeenstemming met de tweede eis aan basisregistraties, zoals beschreven in de brief van 3 maart 2003 van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Economische Zaken.4 In het kader van kwaliteitszorg heeft het echter een toegevoegde waarde indien niet alleen de terugmeldingen, die telkens op een individueel object of gegeven betrekking hebben, worden afgehandeld. Ook een breder, samenhangend inzicht in de kwaliteit van de registratie draagt bij aan de kwaliteitszorg. Zoals in hoofdstuk 5 van deze toelichting is opgemerkt, zullen gemeenten in hun verantwoordelijkheid voor het bijhouden van de basisregistratie worden ondersteund door een gewijzigd systeem van kwaliteitszorg. Dit gebeurt langs twee lijnen. De Minister van Infrastructuur en Milieu houdt de kwaliteit van de gemeentelijke registratie in de gaten door middel van regelmatige bestandsanalyses en bestandsvergelijkingen met andere (basis)registraties. De Minister van Infrastructuur en Milieu informeert burgemeester en wethouders over de resultaten. Bestandsanalyses en bestandsvergelijkingen bieden niet alleen de mogelijkheid om individuele onvolkomenheden op te sporen, maar kunnen tevens inzicht bieden in de aard van meervoudig gesignaleerde onvolkomenheden. Naast het feit dat analyses en vergelijkingen aldus kwaliteitsinformatie voor de gemeente zelf opleveren, kunnen de resultaten ervan tevens eventueel aanleiding vormen voor nader, gericht toezicht. Dit toezicht zal zich dan kunnen richten op de oplossing van oorzaken die tot meervoudig gesignaleerde onvolkomenheden leiden. Naast het in de gaten houden van de kwaliteit van de registratie voorziet het voorstel in een wettelijke verplichting voor burgemeester en wethouders om jaarlijks onderzoek te doen naar de inrichting en de werking van hun basisregistratie, alsmede naar de verwerking van gegevens in de basisregistratie, en om een rapportage van de resultaten van dat onderzoek aan de Minister van Infrastructuur en Milieu toe te zenden. Voor de BAG wordt een zelfcontrole voorzien die bestaat uit ten minste een vragenlijst over interne kwaliteitszorg. Daaraan kunnen steekproeven op inhoudelijke kwaliteit worden toegevoegd. Voor een en ander zal op basis van de regeling door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu een elektronisch instrument ter beschikking worden gesteld, dat technisch en inhoudelijk in de loop der tijd wordt ontwikkeld, mede rekening houdend met gebruikservaringen van de bronhouders. Zodoende zal voor het onderzoek en de rapportage een verdere uitwerking worden gegeven bij ministeriële regeling. Voor het onderzoek, dat vooral gericht is op de wijze waarop de gemeente de kwaliteitszorg in het kader van de registratie heeft georganiseerd, zal aan de gemeenten een eenvoudig evaluatie-instrument ter beschikking worden gesteld. Met deze aanpak, die in de plaats komt van de huidige in de wet geregelde externe inspecties, wordt voorzien in een vorm van toezicht die zich meer direct richt op de kwaliteit van de registratie, waar nodig gecombineerd met aandacht voor de met de registratie samenhangende processen binnen een gemeente. Als een gemeente de uit de Wet bag voortvloeiende taken niet of niet naar behoren uitvoert, is de Minister van Infrastructuur en Milieu op grond van bestaande wetgeving bevoegd tot indeplaatsstelling. Deze bevoegdheid is met de invoering van de Wet revitalisering generiek toezicht (Stb. 2012, 233) geregeld in artikel 124 tot en met 124g van de Gemeentewet, in samenhang met bijlage I bij de Gemeentewet.

Het kwaliteit- en toezichtkader BAG werkt het bovenstaande uit conform de inrichting van het 'vierstappenmodel' (zie figuur 1).

Figuur 1: vierstappenmodel kwaliteitsborging

In het Agendaoverleg BAG BAO is, na een voorstel door werkgroep Kwaliteit BAG, gesproken over een meer logische en continue jaarcyclus voor het proces KTH voor de BAG, waar de rapportagemomenten goed op aan sluiten. Deze cyclus past binnen het huidige kader voor de BAG (het bovengenoemde 4 stappen model). Deze cyclus is weergegeven in bijlage 3.

Hierbij zijn de volgende uitgangspunten van belang:

  • Het verantwoorden op basis van een jaarcyclus die is gerelateerd aan een kalenderjaar (inclusief daarop aansluitende plannen en rapportage-momenten);
  • Kwaliteitszorg heeft vooralsnog betrekking op gegevenskwaliteit;
  • Een jaarcyclus waarin een duidelijke verbinding is aangebracht tussen enerzijds vooraf (en volgens een heldere procedure) vastgestelde prioriteiten in het verbeteren van kwaliteit en anderzijds de feitelijke uitvoering van de verbeteringen en het afleggen van verantwoording daarover (ENSIA);
  • Een inrichting van de jaarcyclus en een eerste toedeling van activiteiten voor 2021 die in eerste instantie in hoge mate aansluit op de bestaande taakverdeling om het daarmee mogelijk te maken in 2021 al in hoge mate conform dit voorstel te gaan werken;
  • Een opzet die ook geschikt is voor de andere geobasisregistraties, zoals BGT (primair) en BRO (secundair), en die het mogelijk maakt om in de komende jaren door te groeien naar een jaarcyclus voor een samenhangende objectenregistratie die is gebaseerd op heldere afspraken over formele rollen en verantwoordelijkheden zoals deze momenteel in het kader van de samenhangende objectenregistratie worden ontwikkeld.

De stappen die in deze cyclus te onderscheiden zijn:

  1. Vaststellen prioriteiten voor het jaar erop:
    • Verzamelen kwaliteitsissues en voorstel voor prioriteiten;
    • Vaststellen prioriteiten in tactisch overleg (Agendaoverleg BAG BAO);
    • Uitwerken prioriteiten en interventiewaarden en laten landen in het Kwaliteit- en Toezichtkader.
  2. Aanpassen vragenlijst en model bestuurlijke rapportage jaar erop:
    • Aanpassen en vaststellen vragenlijst en rapportagemodel;
    • Inrichting ENSIA zelfcontrole;
    • Invullen vragenlijsten;
    • Aanleveren vragenlijst;
    • Aanleveren bestuurlijke rapportage;
    • Beoordelen bestuurlijke rapportage;
    • Terugkoppelen bronhouders en bredere community (afnemers).
  3. Inrichten/aanpassen kwaliteitsdashboard.

Hieronder worden de verschillende stappen uit het vier-stappenmodel nader beschreven.

3.1. Stap 1. interne kwaliteitszorg

Het uitgangspunt van BAG-wet- en regelgeving is dat de bronhouder zelf verantwoordelijk is voor het waarborgen van de kwaliteit van de registratie en daarover verantwoording aflegt. De bronhouder dient in eerste instantie zelf maatregelen te nemen om de datakwaliteit te waarborgen.

Een suggestie is om als bronhouder periodiek (of wanneer sprake is van een specifieke uitdaging) een vrijwillige steekproef uit te voeren. Dat kan bijvoorbeeld door attribuutwaarden te controleren aan de hand van brondocumenten of deze met aanverwante registraties te confronteren. Zo zouden bijvoorbeeld gebruiksdoelen aan moeten sluiten bij de bijbehorende omgevingsvergunning en (oorspronkelijke) bouwjaren uit de BAG en WOZ overeen moeten komen.

In het kwaliteits- en toezichtkader 2021 zijn verplichte steekproeven niet aan de orde.

3.2. Stap 2: informatievergaring

Naast het feit dat de bronhouder zelf maatregelen dient te treffen om de kwaliteit hoog te houden, zijn aanvullende instrumenten ontwikkeld om hierbij te ondersteunen. Er is allereerst een monitor voor de gegevenskwaliteit gelanceerd, die op basis van de Landelijke Voorziening opvallende zaken en fouten inzichtelijk maakt. Deze monitor, het zogenaamde Kadaster Kwaliteitsdashboard BAG voor bronhouders, ondersteunt de gemeente bij zijn verantwoordelijkheid als bronhouder. De monitor geeft het Kwaliteitsmanagement BAG (Kadaster) en het ministerie van BZK ook mogelijkheden om op een centrale en uniforme wijze de gegevenskwaliteit te monitoren en fungeert als informatiesysteem voor de opmaat naar de toezichtfase. De bestandsvergelijkingen- en analyses hebben dus, zoals ook beschreven in de memorie van toelichting voor de wetswijziging van de BAG, een tweeledige doelstelling.

Daarnaast is een methodiek van periodieke zelfcontrole geïntroduceerd die de bronhouder (horizontaal) en toezichthouder (verticaal) nadere informatie opleveren over de inrichting van de processen, informatieveiligheid en gegevenskwaliteit. In dit kader kan er door de toezichthouder om aanvullend (bewijs)materiaal gevraagd worden. Een dergelijke methodiek wordt ook gehanteerd bij de Wet basisregistratie personen (BRP),bij de Wet basisregistratie grootschalige topografie (BGT) en de Wet basisregistratie ondergrond (BRO). Deze methodiek is onderdeel van de ENSIA7-systematiek ontwikkeld door het ministerie van BZK, het ministerie van SZW en de VNG.

Bij de inrichting van de kwaliteitsmonitor en de zelfcontrole kunnen jaarlijks accenten/speerpunten worden opgenomen. Dit geeft de mogelijkheid om in verschillende jaren verschillende aandachtspunten nader te bekijken, als bijvoorbeeld signalen uit de praktijk hier aanleiding toe geven. De prioriteiten voor de inrichting van de kwaliteitsmonitor worden door het ministerie van BZK in overleg met de bronhouders en afnemers bepaald. De prioriteiten in de zelfcontrole worden door het ministerie van BZK in de rol van toezichthouder bepaald. De volgende stappen worden in de cyclus van de zelfcontrole voorzien. Het platform ENSIA wordt gehanteerd bij het invullen van de zelfcontrole vragenlijsten door de bronhouders. De vragenlijsten- en bestuurlijke rapportages dienen voor de horizontale (binnen de bronhouderorganisatie) en de verticale (naar de toezichthouder) verantwoording.

Generieke jaarcyclus zelfcontrole (zie ook de nieuwe cyclus in bijlage 3):

  • 1 januari 2021 start de nieuwe verantwoordingsperiode voor de ENSIA zelfcontrole, deze periode eindigt formeel op 31 december 2021 (let op, dit is een wijziging t.o.v. het voorgaande jaar waar de periode van 1 juli tot en met 30 juni liep).
  • 1 juli 2021 start de invulperiode voor de ENSIA-vragenlijst. De meetperiode voor de vragenlijst loopt van 1 januari tot en met 30 juni 2021 en is daarmee niet gelijk aan de verantwoordingsperiode. Het idee is dat in juli de vragenlijst wordt ingevuld en de bronhouders vervolgens nog tot en met 31 december 2021 de tijd heeft om zich te verbeteren.
  • 31 december 2021 is de deadline voor het invullen van de vragenlijst. Na dit moment kan eerste deelanalyse van de resultaten door de toezichthouder en kwaliteits-management zo nodig al starten. De toezichthouder houdt bij de beoordeling als 'meetperiode' wel het hele kalenderjaar aan. Op die manier worden eventueel getoonde verbeteringen meegenomen in het oordeel.
  • 1 mei 2022 is de deadline voor het indienen van de bestuurlijke verantwoordingsrapportage.
  • 1 juni 2022 (streefdatum) ontvangt de bronhouder een (digitale) ontvangstbevestiging van de toezichthouder of via het ENSIA-systeem;
  • 1 oktober 2022 (streefdatum): de uiterlijke reactiedatum op de ingeleverde bestuurlijke rapportages aan de bronhouders door BZK met feedback op de rapportage. De benodigde doorlooptijd op de rapportages is afhankelijk van het type feedback dat gegeven wordt (individueel of gestandaardiseerd) in relatie tot de capaciteit binnen BZK;
  • Resultaten uit de zelfcontrole en evaluatiebevindingen kunnen weer input zijn voor de prioriteiten van het kwaliteits- en toezichtprogramma in het jaar erop (dit kan landen in het nieuwe kwaliteit- en toezichtkader). Het nieuwe kwaliteit- en toezichtkader wordt ultimo op 31 december 2021 gepubliceerd. Tegelijkertijd met de publicatie door BZK wordt er over de nieuwe prioriteiten gecommuniceerd en duidelijk aangegeven met welke partijen (beleidsverantwoordelijke, toezichthouder, bronhouders en afnemers (via Agendaoverleg BAG BAO, BAG BAO, VNG), Kadaster/Kwaliteitsmanagement BAG) is afgestemd zodat het richting bronhouders ook voldoende lading krijgt;
  • Voor 1 juli 2022 moeten ook de nieuwe vragenlijst worden opgesteld (bijgesteld). De afstemming met bronhouders en afnemers vindt voor die tijd plaats via het BAG BAO (gemandateerd naar het Agendaoverleg BAG BAO). Hiervoor kan door het Agendaoverleg BAG BAO een werkgroep kwaliteit ingericht worden.

Naast deze analyses kunnen ook bestandsvergelijkingen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld met andere (basis-) registraties. Bepaalde problemen in de afnemerspraktijk en problemen in de bijhouding door bronhouders kunnen leiden tot een prioritering in de uit te voeren bestandsvergelijkingen.

Ook kan gebruik worden gemaakt van onderzoeken naar de kwaliteit van de koppelingen tussen verschillende basisregistraties. Daarnaast kunnen signalen uit de praktijk van afnemers van de basisregistratie aanleiding geven om nader onderzoek te doen naar de kwaliteit van de basisregistratie binnen bepaalde gemeenten. Bestandsanalyses en -vergelijkingen bieden niet alleen de mogelijkheid om individuele onvolkomenheden in beeld te brengen, maar kunnen ook inzicht bieden in de aard van meervoudig gesignaleerde onvolkomenheden. Daarmee ontstaat de mogelijkheid om de kwaliteit in het totale stelsel te verbeteren.

Tot slot is er voor de BAG een terugmeldsysteem ingericht. Op basis van dit systeem kunnen verschillende gebruikers (zowel verplichte gebruikers als overige gebruikers) van de BAG terugmeldingen doen naar bronhouders indien er (gerede) twijfel is bij de kwaliteit van een gegeven. Voor de verplichte gebruikers is het verplicht om een terugmelding te doen bij gerede twijfel, voor overige gebruikers is dit optioneel.

3.3. Stap 3. kwaliteitsmanagement

Voor stap 3, en de opmaat naar stap 4, is oordeelsvorming op basis van de informatie uit stap 2 van belang. Voor de BAG is hiervoor het Kwaliteitsmanagement BAG bij het Kadaster ingericht (zie paragraaf 4.5). Het Kwaliteitsmanagement BAG zal periodiek individueel bronhouders bezoeken of samenbrengen in (intervisie) bijeenkomsten om interactie tussen bronhouders te bevorderen en daar het gesprek te voeren over het beheer en gebruik van de BAG en eventuele issues die daarbij een rol spelen.

De informatie zoals beschreven in stap 2 biedt de bronhouder informatie om verbeteringen door te voeren, maar het biedt de landelijke kwaliteitsmanager ook een goede basis om een oordeel te vormen over de (ontwikkeling van de) landelijke kwaliteit alsmede van de individuele gemeentelijke basisregistratie. Op basis van dit oordeel kan, indien de resultaten of andere signalen hiertoe aanleiding geven, de landelijke kwaliteitsmanager het gesprek met de gemeente voeren over de kwaliteit van de gemeentelijke basisregistratie, eventuele tekortkomingen, en afspraken maken over maatregelen die getroffen kunnen worden binnen een bepaalde periode. De kwaliteitsmanager kan de escalatieladder inzetten en ook een kwaliteitsdossier overdragen aan de toezichthouder. Stap 3 vormt daarmee de opmaat naar stap 4, de toezichtfase.

3.3.1. Escalatiestappen

De escalatieladder conform interbestuurlijk toezicht is van toepassing8. Deze escalatieladder bestaat uit de volgende zes stappen:

  1. Signaleren (alle bronnen mogelijk);
  2. Informatie opvragen, analyseren en beoordelen;
  3. Afspraken: acties, termijnen en vervolg;
  4. Vooraankondiging, juridische interventie;
  5. Besluit tot indeplaatsstelling laatste termijn;
  6. Sanctie; indeplaatsstelling.

In het nieuwe kwaliteitsregime worden de eerste drie stappen (informeel) centraal uitgevoerd door het Kwaliteitsmanagement BAG bij het Kadaster. Bij onvoldoende vertrouwen in de voortgang kan echter ook de escalatie gestart worden naar het Agendaoverleg BAG BAO, BAG BAO zelf, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) of het ministerie van BZK. Deze escalatiestappen bevinden zich feitelijk tussen stap 3 (afspraken vanuit kwaliteitsmanagement) en stap 4 (vooraankondiging juridische interventie door de toezichthouder) in. De escalatieladder dient een aaneenschakeling te zijn van elkaar aanvullende en versterkende maatregelen om bronhouders in beweging te brengen om daarmee te voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen van de BAG.

In de escalatieladder worden de volgende stappen onderscheiden:

  • A. Escalatie op tactisch niveau: na onvoldoende voortgang in stap 3 informeert het Kwaliteitsmanagement BAG de voorzitter en secretaris van het Agendaoverleg BAG BAO. In het Agendaoverleg BAG BAO (of het "Maandoverleg" met vertegenwoordigers uit het Agendaoverleg BAG BAO) worden de eerste escalatiestappen besproken. Hierin zijn de volgende opties mogelijk:

    • Inschakelen VNG en die met betreffende bronhouders laten schakelen;
    • De voorzitter van het AO schakelt (telefonisch/schriftelijk, binnen twee weken na overdracht) intercollegiaal met een functionaris (bijvoorbeeld de Gemeentesecretaris) van de betreffende gemeente.

    Daarna vindt schriftelijke terugkoppeling plaats naar Kwaliteitsmanagement BAG over de gemaakte afspraken, zodat Kwaliteitsmanagement actief de voortgang van de afspraken kan monitoren en bewaken.

  • B. Indien dit niet leidt tot de gewenste resultaten kan escalatie op bestuurlijk niveau plaatsvinden. Hiertoe wordt de voorzitter en secretaris van het BAG BAO geïnformeerd. De voorzitter van het BAG BAO kan vervolgens een bestuurlijk gesprek voeren of een bestuurlijke brief verzenden. Er wordt teruggekoppeld naar Kwaliteitsmanagement BAG en Agendaoverleg BAG BAO over de resultaten. En ook in dit geval kan Kwaliteitsmanagement de voortgang bij de bronhouder monitoren en bewaken.

  • C. Indien stap B niet tot de gewenste resultaten leidt kan ook het ministerie van BZK in stelling gebracht worden. Door de verantwoordelijk directeur bij BZK kan een bestuurlijk gesprek gevoerd worden met de betreffende bronhouder en kunnen bestuurlijke brieven gezonden worden. Ook kan de Gemeenteraad van de betreffende gemeente geïnformeerd worden. BZK koppelt aan Kwaliteitsmanagement en BAG BAO terug over de geboekte resultaten. Kwaliteitsmanagement blijft de betreffende bronhouder monitoren.

Doel van Kwaliteitsmanagement is en blijft om zoveel als mogelijk uit de formele escalatie weg te blijven en de kwaliteit in goede samenwerking met bronhouders te verbeteren.

3.4. Stap 4. interbestuurlijk toezicht en handhaving

Gezien het grote belang van een goed functionerende basisregistratie adressen en gebouwen zal de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de nodige (juridische) voorzieningen kunnen treffen indien burgemeester en wethouders in ernstige mate tekort (blijven) schieten. Bijvoorbeeld indien een gemeente bij de bijhouding structureel de verplichtingen niet nakomt of afwijkt van de uniforme objectafbakening. Hierbij is eveneens de Wet revitalisering interbestuurlijk toezicht van toepassing. Met de invoering van deze Wet is in artikel 299, tweede lid van de Gemeentewet, in samenhang met de daarbij behorende bijlage, geregeld dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bevoegd is tot indeplaatsstelling in geval van verwaarlozing door een gemeente van uit de Wet basisregistratie adressen en gebouwen voortvloeiende taken. De minister is zodoende bevoegd om maatregelen te nemen in het kader van handhaving. Voor het daarmee samenhangende interbestuurlijk toezicht geldt het 'Algemeen beleidskader indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing', dat door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij brief van 7 maart 2011 aan de Tweede Kamer is toegezonden. In stap 4 kunnen alle zes de stappen uit de escalatieladder gezet worden. Stap 1 tot en met 3 kunnen (formeel) versneld uitgevoerd worden op basis van het dossier van Kwaliteitsmanagement BAG. De stappen 4 tot en met 6 zijn formele juridische stappen in het kader van Indeplaatsstelling.

Met deze aanpak wordt voorzien in een vorm van toezicht die zich meer direct richt op de kwaliteit van de registratie, waar nodig gecombineerd met aandacht voor de met de registratie samenhangende processen binnen een gemeente. De inrichting van de zelfcontrole is nader uitgewerkt in de ministeriële regeling zelfcontrole.

3.5. Governance Kwaliteitsmanagement

Het Kwaliteitsmanagement BAG is volgens de volgende governancestructuur ingeregeld:

Figuur 2: governance Kwaliteitsmanagement


Bijlage 1. Prioriteiten en interventiewaarden

Prioriteiten

In het Agendaoverleg BAGBAO zijn de prioriteiten voor 2021 bepaald in het najaar van 2020. De prioriteiten hebben in principe een looptijd van één jaar. Afhankelijk van het issue kunnen er in het Agendaoverleg in overleg met de toezichthouder kortere of langere looptijden toegestaan worden. In de handhavingspraktijk is er ook per bronhouder maatwerk mogelijk.

Interventiewaarden

Voor alle eisen die gesteld worden in wet- en regelgeving, zoals bijvoorbeeld het binnen vier werkdagen registreren van brondocumenten in de BAG, geldt als norm: 100%. Daarnaast bestaat er een ondergrens waarbij het Kwaliteitsmanagement BAG (Kadaster) in actie kan komen richting bronhouder. Die ondergrens is vertaald naar de hieronder geformuleerde interventiewaarden. Een interventiewaarde neemt niet weg dat de generieke kwaliteitsnorm 100% blijft.

Onderstaande interventiewaarden zijn (in principe) meetbaar in de Landelijke Voorziening. Het kan voorkomen dat er een technische storing optreedt in deze voorziening. In dat geval corrigeert het Kadaster de meting. Zo wordt voorkomen dat de bronhouder onterecht op fouten wordt aangesproken. Bij het vaststellen van de toekomstige interventiewaarden zullen gebruikers van de BAG betrokken worden.

Voor 2021 worden de volgende interventiewaarden opgenomen, gerelateerd aan de prioriteiten. De bijlage eindigt met een totaaloverzicht voor de interventiewaarden.

Issue 1: gebruiksoppervlakte van verblijfsobjecten - kwaliteit van het gegeven

Gegeven Toelichting
Omschrijving In het gebruikersonderzoek-2020 wordt aangegeven dat de kwaliteit van de gebruiksoppervlakte van verblijfsobjecten onder de maat is. Voor woningen loopt vanuit de WOZ (in samenwerking met de BAG) een traject om de kwaliteit van de gebruiksoppervlakte op orde te krijgen. Dit is ook een verplichting vanuit de WOZ per 1 januari 2022. Voor niet-woningen is het nog onduidelijk of hier kwaliteitsissues spelen (en of gebruikers hier last van hebben).
Impact Woningen: gemeentelijke bronhouders (aan WOZ- en BAG-zijde) zullen (net als in 2020) inspanningen moeten verrichten om te voldoen aan deze eis. Niet-woningen: zal nader bepaald moeten worden of er een probleem is en wat de impact is van de benodigde oplossing. Hiervoor wordt in 2021 een onderzoek uitgevoerd, waarbij afnemers betrokken worden.
Kwaliteitsafspraak Woningen: in 2021 wordt er gewerkt aan kwaliteitsverbetering van de gebruiksoppervlakte, zodat deze aansluit op de oppervlakte zoals deze is geregistreerd in de WOZ. Je kunt hier op verschillende manieren mee omgaan: of een vergelijking van de GO's met de werkelijkheid, of een vergelijking tussen BAG en WOZ. Bij de 1e heb je het over een steekproef, bij de 2e over een consistentiecontrole. Voor 2021 stelt de werkgroep kwaliteit voor om procesmatig naar de voortgang van het traject te kijken. Eind 2021 moet vanuit de WOZ het traject klaar zijn. De monitoring vindt zowel plaats vanuit de WOZ (Waarderingskamer) als vanuit de BAG (via KM-BAG). Medio 2021 zouden we via een uitvraag vanuit de BAG door KM-BAG zicht kunnen krijgen op de voortgang via specifieke vragen (bijv. ligt u op schema, zijn de benodigde processen ingericht, hoe verloopt de samenwerking met de WOZ etc). Ook in de zelfcontrole kan hier als sluitstuk een vraag over gesteld worden.
Interventiewaarde Er wordt voorgesteld om in 2021 alleen procesmatig te monitoren en geen steekproeven of consistentiemetingen uit te voeren. In 2021 zijn er dus nog geen interventiewaarden aan de orde.

Issue 2: bouwjaren van panden - kwaliteit van het gegeven

Gegeven Toelichting
Omschrijving In het gebruikersonderzoek-2020 wordt aangegeven dat de kwaliteit van de bouwjaren van panden onder de maat is. Onduidelijk is tegen welke problemen de gebruikers aanlopen. Wel wordt er door Kwaliteitsmanagement BAG geconstateerd dat er onlogische combinaties van bouwjaren en statussen zijn. Hiervoor zijn indicatoren in het kwaliteitsdashboard beschikbaar.
Impact Er zal nader bepaald moeten worden of er een probleem is en wat de impact is van de benodigde oplossing. Voor 2021 wordt voorgesteld een onderzoek uit te voeren, waarbij afnemers betrokken worden. Daarnaast kunnen de bestaande indicatoren van onlogische bouwjaren en statussen doorlopen.
Kwaliteitsafspraak Overwegen om een SMART doelstelling op te nemen op één of meerdere indicatoren als aan dit onderwerp prioriteit gegeven wordt.
Interventiewaarde Nog geen interventiewaarde want eerst onderzoek in 2021.

Issue 3: termijnen voor brondocumenten

Gegeven Toelichting
Omschrijving Bij dit kwaliteitsissue gaat het om het tijdig verwerken van brondocumenten in de registratie. De bestaande norm hiervoor is dat 98% van de brondocumenten binnen vier werkdagen in de registratie moet zijn verwerkt (interventiewaarde Kwaliteit- en Toezichtkader BAG 2021).
Impact Gemeentelijke bronhouders zullen inspanningen moeten verrichten om te voldoen aan deze al lang bestaande eis. In de praktijk blijken overigens veel gemeenten ook hoger dan de norm te scoren.
Kwaliteitsafspraak Voor 2021 is het voorstel dat de vigerende norm van 98% voldoende is (immers in ENSIA halen nog niet alle gemeenten deze norm), en moeten alle bronhouders deze norm kunnen halen. Hierbij is van belang om in de communicatie aandacht te besteden wat de achterliggende oorzaken zijn (samenwerkingsprocessen). NB. Op termijn kan voor de kwaliteitsinrichting van de SOR wel voor een staffel gekozen worden.
Interventiewaarde Mutaties die voortkomen uit reguliere brondocumenten, constateringen en ambtelijke verklaringen worden binnen vier werkdagen geregistreerd. Interventiewaarde is 98%.

Issue 4: termijnen voor definitieve geometrie

Gegeven Toelichting
Omschrijving Bij dit kwaliteitsissue gaat het om het tijdig verwerken van definitieve geometrie in de registratie. De bestaande norm hiervoor is dat 98% van de geometrie binnen zes maanden na de melding 'verbouwing gereed' of 'gebruiksgereed' panden worden voorzien van de definitieve pandgeometrie. Bij 100 of minder meldingen per jaar mogen maximaal twee meldingen later dan zes maanden in de registratie zijn verwerkt (interventiewaarde Kwaliteit- en Toezichtkader BAG 2021). In de praktijk blijkt dat veel bronhouders deze termijn niet halen. In het kwaliteitsdashboard BAG zijn hiervoor indicatoren beschikbaar.
Impact Gemeentelijke bronhouders zullen extra inspanningen moeten verrichten om te voldoen aan deze al lang bestaande eis. Knelpunt is afstemming op BGT en beschikbaarheid beeldmateriaal.
Kwaliteitsafspraak Voor 2021 is het voorstel dat de vigerende norm van 98% voldoende is, aangevuld met de eis dat 100% van de definitieve geometrie binnen een jaar beschikbaar moet zijn. Immers dan zijn ook de jaarlijkse luchtfoto's beschikbaar. Bronhouders moeten daarnaast aandacht besteden aan het achterstallig onderhoud (termijnen, incl. verbouwingen, die ver overschreden zijn). NB. Voor de kwaliteitsinrichting van de SOR zal dit punt nader beschouwd worden in relatie tot de kwaliteitseisen van de voorlopige geometrie (die gerelateerd kan worden aan de planfase), op deze wijze worden gebruikers naar verwachting beter bediend.
Interventiewaarde Binnen zes maanden na de melding verbouwing gereed of gebruiksgereed worden panden voorzien van definitieve pandgeometrie. Interventiewaarde is 98% binnen een half jaar, 100% binnen een jaar. Dit betekent dus dat als bronhouders 98% van de definitieve pandgeometrie binnen een half jaar verwerkt hebben, en 100% binnen het jaar dat de bronhouders goed aan de eisen voldoen. NB. Voor 100% is nog geen indicator beschikbaar in het kwaliteitsdashboard (KDB), dus deze moet op de wensenlijst voor de doorontwikkeling van het KDB worden geplaatst. Desalniettemin kan richting bronhouders deze 2-trapsraket wel gecommuniceerd worden.

Issue 5: termijnen voor 'in onderzoek'

Gegeven Toelichting
Omschrijving Bij dit kwaliteitsissue gaat het om het tijdig onderzoeken en verwerken van terugmeldingen in de registratie. De bestaande norm hiervoor is dat meldingen binnen 2 dagen afgehandeld of in onderzoek geplaatst worden en dat de afhandeling van gegevens 'in onderzoek' in 98% van de gevallen plaatsvindt binnen zes maanden. Bij 100 of minder terugmeldingen per jaar mogen maximaal twee terugmeldingen later dan zes maanden in de registratie zijn verwerkt (interventiewaarde Kwaliteit- en Toezichtkader BAG 2021). De afnemers (met name de Belastingdienst) geven aan dat er twijfel is of de gemeentelijke bronhouders überhaupt alle meldingen (die niet binnen 2 dagen opgelost zijn) wel in onderzoek plaatsen.
Impact Gemeentelijke bronhouders zullen extra inspanningen moeten verrichten om te voldoen aan deze al lang bestaande eis. Daarnaast zijn niet alle meldingen ook formele terugmeldingen, iets om in de communicatie rekening mee te houden. Er is inmiddels een Tableaudashboard beschikbaar voor bronhouders om de (terug)meldingen van hun eigen gemeente te monitoren.
Kwaliteitsafspraak Voor 2021 wordt dit issue in 2 groepen ingedeeld: zaken die je vanuit de BAG zelfstandig kan oppakken (het in onderzoek plaatsen binnen 2 werkdagen) en zaken die je in samenwerking moet oppakken (bijv. met VTH). Bij die 2e categorie is het ingewikkelder om de termijn te halen. Dit gaat immers over procesinrichting en samenwerking. Daar kunnen we centraal mogelijk hulpmiddelen bieden (denk aan informatie van de Belastingdienst of onderzoeken vanuit de WOZ), die van waarde zijn bij het aanpassen van gegeven in de BAG. Er zal nader onderzoek moeten plaats vinden van het type terugmeldingen dat niet opgepakt wordt. Het lastige hierbij is dat niet alle meldingen ook terugmeldingen zijn in de context van de wetgeving.
Interventiewaarde Binnen 2 dagen moet de beoordeling plaats kunnen vinden of de melding een terechte melding (en dus een terugmelding) of niet is (bijvoorbeeld aan de hand van een check op de brondocumenten), en de melding in behandeling zijn genomen (of afgewezen): interventiewaarde 98%. Van de meldingen die 'in onderzoek geplaatst zijn' moet 98% binnen zes maanden afgehandeld worden.

Issue 6: geometrische inconsistenties BGT en BAG

Gegeven Toelichting
Omschrijving Bij dit kwaliteitsissue gaat het aan de kant van de BAG om eventuele inconsistenties tussen BGT en BAG op het gebied van geometrie. In het kwaliteitsdashboard van de BGT zijn voor de BGT-beheerder indicatoren beschikbaar en lopen er verbeteracties.
Impact In het kader KTH voor de BAG zijn alleen die issues van belang die aan de BAG-zijde niet goed verlopen (en breder gaan dan via individuele terugmeldingen gerealiseerd kunnen worden). De verwachting is dat de meeste inconsistenties aan de zijde van de BGT opgelost moeten worden aangezien de BGT de afnemende registratie is en de BAG de leverende registratie. Er dient nader onderzocht te worden of er kwaliteitsissues zijn die aan de BAG-zijde opgelost moeten worden, of dat dit altijd via de reguliere terugmeldingen vanuit de BGT aan de BAG plaats kan vinden. De issues die opgelost moeten worden aan de BGT-zijde (zoals ontbrekende of dummy ID's bij BGT-panden) worden hier buiten beschouwing gelaten, maar horen in het Kwaliteit- en Toezichtkader BGT thuis. Er zijn rapportages beschikbaar in het kwaliteitsdashboard BGT voor de pandgeometrievergelijking. Voor de geometrie gaat niet op dat de BAG als leverende registratie leidend is. Immers BAG=geometrie bovenaanzicht, BGT=geometrie maaiveldniveau. Verschillen kunnen dus terecht zijn en de BAG is voor het maaiveldniveau niet leidend.
Kwaliteitsafspraak Nader te bepalen, welke indicatoren zijn t.a.v. de geometrische verschillen aanwezig of moeten ontwikkeld worden voor het kwaliteitsdashboard BAG. Een tweedeling is van belang. Enerzijds: fouten die echt gerepareerd moeten worden, en die inzichtelijk zijn via de indicatoren in het dashboard en anderzijds opvallendheden in samenhang met andere registraties, in relatie tot procesinrichting en procesoptimalisatie. Daar kunnen de verschillende partijen (KM, toezichthouder en VNG) samen in opereren. Dit vereist eerst onderzoek in 2021.

Issue 7: traject vindbaarheid openbare ruimten

Gegeven Toelichting
Omschrijving Bij dit traject gaat het om het consistent maken van BAG, BGT en NWB (en mogelijk ook BRT) op de aanwezigheid van formele openbare ruimten. Hierbij is het in aanloop naar de samenhangende objectenregistratie wenselijk dat besluiten over nieuw benoemde openbare ruimten (tijdelijk) ook aan het NWB worden aangeleverd.
Impact Er is sprake van een al lopend verbetertraject waarvan de impact op gemeenten relatief beperkt blijkt te zijn. Het is wenselijk dat dit traject in de eerste helft van 2021 wordt afgerond en aanlevering van nieuwe situaties aan het NWB blijvend plaatsvindt.
Kwaliteitsafspraak Geen afwijkende openbare ruimten meer in BGT en NWB (door onderzoeken van de aangeleverde verschillen) in het kader van dit verbetertraject. 98% aanlevering van nieuwe straatnaambesluiten aan NWB, dit kan bijv. via email of via publicatie over overheid.nl (o.i.d.) (alleen meetbaar vanuit het NWB).
Interventiewaarde We sturen / communiceren vanuit BAG op deze beweging in 2021 en sorteren voor op een structurele oplossing, nog geen concrete interventiewaarde.

Issue 8: kwaliteit afbakening stand- en ligplaatsen

Gegeven Toelichting
Omschrijving Door één van de gemeentelijke bronhouders (Delft) is geconstateerd dat de afbakening van stand- en ligplaatsen niet altijd volgens de (aangescherpte) regels verloopt. Nader moet onderzocht worden hoe breed dit probleem is.
Impact Er is impact op de gemeentelijke bronhouders, de verwachting is dan gezien het eerdere kwaliteitstraject n.a.v. 'stacaravans' landelijk deze impact beperkt zal zijn.
Kwaliteitsafspraak Objecten op recreatieterreinen dienen conform de regels afgebakend te worden (concrete afspraak PM afhankelijk van het probleem). Dit staat duidelijk in de Catalogus. Het issue dat we nu tegenkomen in de praktijk betreft de afbakening van panden op de standplaatsen zelf. Daarnaast komt in de praktijk de onduidelijkheid in veel gevallen door het begrip 'standplaats' in andere regelgeving (zoals de Woningwet). In de SOR wordt dit opgelost door structureel van een 'benoemde plaats' te spreken ipv stand- en ligplaatsen.
Interventiewaarde Geen interventiewaarde, eerst onderzoek in 2021.

Dit leidt tot het volgende totaaloverzicht voor de interventiewaarden in 2021:

Nr. Eis Interventiewaarde
1 Woningen: in 2021 wordt er gewerkt aan kwaliteitsverbetering van de gebruiksoppervlakte, zodat deze aansluit op de oppervlakte zoals deze is geregistreerd in de WOZ. Er wordt voorgesteld om in 2021 alleen procesmatig te monitoren en geen steekproeven of consistentiemetingen uit te voeren. In 2021 zijn er dus nog geen interventiewaarden aan de orde.
2 Mutaties die voortkomen uit reguliere brondocumenten, constateringen en ambtelijke verklaringen worden binnen vier werkdagen geregistreerd. Interventiewaarde is 98%.
3 Binnen zes maanden na de melding verbouwing gereed of gebruiksgereed worden panden voorzien van definitieve pandgeometrie. Interventiewaarde is 98% binnen een half jaar, 100% binnen een jaar. Dit betekent dus dat als bronhouders 98% van de definitieve pandgeometrie binnen een half jaar verwerkt hebben, en 100% binnen het jaar dat de bronhouders goed aan de eisen voldoen.
4 Plaatsing gegevens in onderzoek binnen twee werkdagen en Afhandeling gegevens 'in onderzoek' vindt plaats binnen zes maanden. Binnen 2 dagen moet de beoordeling plaats kunnen vinden of de melding een terechte melding (en dus een terugmelding) of niet is (bijvoorbeeld aan de hand van een check op de brondocumenten), en de melding in behandeling zijn genomen (of afgewezen): interventiewaarde 98%. Van de meldingen die 'in onderzoek geplaatst zijn' moet 98% binnen zes maanden afgehandeld worden.
5 Relaties tussen administratieve en geometrische gegevens kloppen. Denk daarbij aan adresseerbare objecten in de juiste woonplaats en verblijfsobjecten binnen het bijbehorende pand. Interventiewaarde 100% (geen interventie bij lage absolute aantallen).
6 Postcodes in de Landelijke Voorziening BAG en het postcodebestand komen met elkaar overeen voor zover het BAG-objecten betreffen. Interventiewaarde 100% (geen interventie bij lage absolute aantallen).
7 Statuscombinaties van objecten sluiten aan bij de Catalogus BAG 2018. Interventiewaarde 100% (geen interventie bij lage absolute aantallen).

Doorontwikkeling

Het is wenselijk is om alle pijlers in het kader van kwaliteit meetbaar te maken, gerelateerd aan alle objecten en attributen (m.u.v. woonplaats, stand- en ligplaats). Dit betreft aandachtspunten bij de doorontwikkeling:

  • Juistheid:: status, bouwjaar, oppervlakte, geometrie, adres, gebruiksdoel
  • Actualiteit: definitieve geometrie, in onderzoek, brondocumenten
  • Compleetheid:: n.v.t. in de BAG (opvoeren objecten kan alleen incl. alle attributen)
  • Volledigheid:: komen alle panden en vbo's voor in de registratie.

Het 'meetbaar' maken zegt overigens niet dat voor al deze gevallen een interventiewaarde zal gelden, hiertoe moet eerst beoordeeld worden of het daadwerkelijk een probleem (bijv. in de gebruikspraktijk) is.


Bijlage 2. Implementatiebeleid en ‑advies

Implementatiebeleid

Implementatiebeleid is erop gericht om de overgang naar toepassing van de nieuwe Wet bag zo soepel mogelijk te laten verlopen. Dit beleid formuleert waar de eisen in de uitvoeringspraktijk (eventueel tijdelijk) mogen afwijken van de formele norm zoals vastgelegd in wet- en regelgeving. Zo hoeft die formele norm voorlopig niet met terugwerkende kracht te worden toegepast op de huidige registratie. Voor alle nieuwe mutaties, en in het geval van terugmeldingen, dienen vanaf de datum inwerkingtreding de regels wel conform de Catalogus te worden gehanteerd. Jaarlijkse mutatiesignalering wordt niet gezien als aanleiding om objecten met terugwerkende kracht in de registratie op te nemen.

Hieronder is per aanscherping in BAG 2.0 aangegeven of de toepassing ervan op de huidige registratie verplicht is. 'Ja' houdt in dat voor alle relevante objecten of attributen de aangepaste regel toegepast moet zijn voor een bepaalde deadline. 'Nee' betekent dat de aanpassing niet met terugwerkende kracht toegepast hoeft te worden op de bestaande registratie. Afhankelijk van de behoeften en belangen van bronhouders en afnemers kan een 'Nee' in een volgende versie van het kwaliteitskader een 'Ja' worden.

In de 2021-versie zijn t.o.v. de 2020-versie geen wijzingen opgetreden, in afwachting van de samenhangende doorontwikkeling blijven alle 'nee-waarden' op nee staan. Het implementatiebeleid zal in samenhang met de andere geo-basisregistraties (DiS Geo, doorontwikkeling in samenhang van de geo-(basis)registraties) vorm krijgen.

Algemene aanpassingen en aanscherpingen

Nr. Omschrijving Verplichte toepassing op huidige registratie
1.1 Bij de wijziging van de geometrie van woonplaatsen en van openbare ruimten blijft het ID ongewijzigd. Ook bij splitsen van deze BAG-objecten blijft het oorspronkelijke ID behouden. Nee
1.2 Voor de kwaliteitseisen van ingemeten geometrie geldt niet langer een afzonderlijke eis voor landelijk gebied. Voor zowel bebouwd als landelijk gebied geldt voortaan dezelfde eis, die tevens gelijk is aan de BGT-nauwkeurigheid: een relatieve puntprecisie van 30 cm. Nee
1.3 De nauwkeurigheid van de omtrek van standplaatsen en ligplaatsen moest vergelijkbaar zijn met de nauwkeurigheid van de BGT. Nu hanteren we een absolute puntprecisie van 40 cm. Nee
1.4 Z-coördinaat bij panden, mits gelegen in planaire vlak, is mogelijk. Het verzoek aan de bronhouders is om het invullen van dit coördinaat ongewijzigd te laten in afwachting van landelijke besluitvorming inzake 3D-geometrie. Nee
1.5 Bij stand- en ligplaatsen mogen geen z-coördinaten meer worden geregistreerd. In de oude catalogus stond het domein van de attribuutsoort ('Ruimtelijke coördinaten') dit theoretisch wel toe. Nee
1.6 Het datatype van Bouwjaar is gewijzigd van een string naar een gYear (een jaar dat bestaat binnen de Gregoriaanse kalender). Het bouwjaar 0000 is daarmee niet meer toegestaan. Nee
1.7 Voor strandpaviljoens mag een standplaats worden aangewezen volgens de Memorie van Toelichting bij de Wet bag: "In dit onderdeel wordt een definitie van het begrip standplaats voorgesteld. Daaronder wordt verstaan de locatie waar met panden vergelijkbare bouwwerken permanent of semi-permanent kunnen worden geplaatst. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan woonwagens en strandpaviljoens." Nee
1.8 Bij het verlenen van ingrijpende verbouwingen worden nieuwe verblijfsobjecten altijd eerst met de status gevormd opgenomen, waarbij de bestaande verblijfsobjecten ongewijzigd blijven. Als het nieuwe verblijfsobject de status in gebruik (niet ingemeten) krijgt, dan wordt tevens het verblijfsobject waarvoor het (deels) in de plaats komt ingetrokken. Nee
1.9 Toepassing van het nevenadres blijft beperkt tot een relevante toegang tot hetzelfde adresseerbare object. Dit nevenadres mag aan dezelfde openbare ruimte liggen als het hoofdadres. Nee
1.10 In het te vervallen objectenhandboek staat: "Het is niet wenselijk om nummeraanduidingen te relateren aan openbare ruimten van het type 'kunstwerk' of 'administratief gebied'". Deze tekst is geschrapt. Er zijn omstandigheden denkbaar dat een dergelijke relatering wel aan de orde kan zijn en aangenomen mag worden dat bronhouders hier verstandig mee omgaan. Nee

Toevoeging nieuwe statussen

Nr. Omschrijving Verplichte toepassing op huidige registratie
2.1 De status verbouwing wordt toegevoegd aan de levenscyclus van panden en verblijfsobjecten. In het geval van een verleende verbouwing gaat de status nu naar verbouwing in plaats van terug naar in gebruik (niet ingemeten). Nee
2.2 De status ten onrechte opgevoerd wordt toegevoegd aan de levenscyclus van panden en verblijfsobjecten. Bij het historisch maken van objecten die ten onrechte in de BAG zijn opgenomen, wordt niet langer de status pand gesloopt en/of verblijfsobject ingetrokken gebruikt. Nee

Aanscherping objectafbakening

Nr. Omschrijving Verplichte toepassing op huidige registratie
3.1 Pandafbakeningscriteria buiten de beslisboom, te weten: het gebruikte materiaal (hout of kunststof versus steen), de vergunningplichtigheid en wel of geen onderdeel van het oorspronkelijke bouwplan, komen te vervallen. Nee
3.2 In het te vervallen objectenhandboek staan veel voorbeelden van 'soorten objecten', zoals stal, schuur, silo, loods, grachtenpand, kas, zendmast etc. De generieke (afbakenings-) voorschriften gelden ook voor al deze objecten. Tenzij daar een bijzondere aanleiding (beschreven in een specifieke regel) voor bestaat, worden geen 'soorten objecten' meer benoemd. Hetzelfde geldt voor uitzonderingen zoals de 'prefab houten schuur'. Nee
3.3 Indien duidelijk is dat een bouwwerk dat aan de definitie van een pand voldoet, slechts gedurende beperkte tijd zal bestaan, ligt opname in de registratie niet zonder meer in de rede. We doen hiermee een uitspraak over tijdelijkheid in de BAG, namelijk dat de bronhouder dit naar eigen inzicht mag invullen. Nee
3.4 Ten aanzien van de 'stal direct aan de woning' geldt niet langer de uitzondering dat die niet aan de naastgelegen woning wordt toegerekend als geen tussendeur aanwezig is. De aangebouwde, dienstbare stal is altijd onderdeel van het verblijfsobject en dus ook de gebruiksoppervlakte. Nee
3.5 De uitzondering verdwijnt dat agrarische bedrijven niet als apart verblijfsobject worden afgebakend als de bewoner van de bijbehorende bedrijfswoning ook het bedrijf runt. Nee
3.6 Het NEN2580-begrip 'binnenruimte' is toegevoegd aan de verblijfsobjectafbakeningscriteria. Een gevolg is dat voor een verblijfsobject op het grensvlak met de bodem expliciet een verharde vloerconstructie vereist is. Voor een pand geldt deze eis niet. Nee
3.7 Ten aanzien van de ontsluiting van verblijfsobjecten wordt expliciet onderscheid gemaakt tussen de 'gedeelde verkeersruimte' en de 'ontsluiting via een ander verblijfsobject'. Dat laatste is alleen toegestaan in specifieke, in de Catalogus BAG 2018 beschreven situaties. In alle andere situaties dient een verblijfsobject te allen tijde te beschikken over een eigen toegang vanaf de openbare weg, eigen erf of gedeelde verkeersruimte. Nee
3.8 Alleen binnenruimten die binnendoor bereikbaar zijn en aangebouwde bijgebouwen (al dan niet voorzien van tussendeur) maken onderdeel uit van het verblijfsobject. Een exclusief ondersteunende basisvoorziening die niet binnendoor bereikbaar is, doet niet mee met het verblijfsobject, maar de vierkante meters maken wel deel uit van de gebruiksoppervlakte. Nee
3.9 Bij de afbakening van verblijfsobjecten wordt nadrukkelijk eerst naar het gebruiksdoel gekeken alvorens objecten worden afgebakend. Dat heeft te maken met de basisvoorzieningen bij gebruiksdoelen die als criterium gelden. Voor 'overige gebruiksfunctie' en 'industriefunctie' geldt geen basisvoorzieningeneis. Nee
3.10 Bij de verblijfsobjectafbakening hoeven er geen deuren, sloten en dergelijke aanwezig te zijn, mits deze wel eenvoudig kunnen worden geplaatst. Nee
3.11 Loopbruggen worden, indien van toepassing, niet langer als afzonderlijk pand afgebakend. Ze worden voortaan toegevoegd aan één van de bestaande panden. Nee
3.12 Bedrijfsverzamelgebouw dienen voortaan volgens de algemene afbakeningsvoorschriften te worden getoetst. Aan de catalogus is wel een specifieke regel voor ontsluiting toegevoegd om te voorkomen dat de centrale toegang/hal, indien deze voor verblijfsobjectafbakening in aanmerking komt, leidt tot een probleem met de 'ontsluiting via een ander verblijfsobject'. Nee
3.13 Open frontstallen (met openingen in de gevel op circa één meter hoogte) worden ook onder de nieuwe wet afgebakend als pand. Dergelijke objecten vallen binnen de interpretatie van het pandafbakeningscriterium "volledig door wanden omsloten." Nee
3.14 In het te vervallen objectenhandboek is opgenomen dat bij een 'kantoorflatgebouw' niet meteen de kleinste eenheden moeten worden afgebakend die aan de definitie van een verblijfsobject voldoen. Bronhouders mogen dat meteen doen, maar hebben ook de ruimte daarmee te wachten tot daar aanleiding toe ontstaat op basis van bijvoorbeeld een kleinere eenheid die zelfstandig gebruikt wordt of op verzoek van de beheerder. Nee
3.15 De vraag of de ruimte geschikt is voor wonen, werken, recreëren of een garagebox is vervallen als verblijfsobjectafbakeningscriterium, omdat de vraag overbodig is gezien de rest van de beslisboom. N.v.t.
3.16 In de beslisboom voor verblijfsobjecten is de formulering bij "duurzaam met de aarde verbonden" aangepast. Hierbij is het besluit over verplaatsbare objecten (zoals stacaravans) verwerkt. N.v.t.

Aanpassing brondocumentgebruik

Nr. Omschrijving Verplichte toepassing op huidige registratie
4.1 Brondocumenten hoeven geen unieke verwijzing naar het register meer te bevatten. Wel blijft de verplichting bestaan dat brondocumenten teruggevonden moeten kunnen worden. Nee
4.2 Er blijven alleen nog twee soorten verklaringen over: het document van constatering (genoemd in de Wet bag) en de ambtelijke verklaring (genoemd in het Besluit bag). De ambtelijke verklaring vervangt de huidige ambtshalve correctie, verklaring signalering wijziging in feitelijke situatie en verklaring mutatie ten behoeve van goede registratie. Nee
4.3 Een gedoogbesluit wordt nu ten onrechte aangemerkt als toestemming die tot aanpassing van o.a. een gebruiksdoel leidt. Dit is onjuist; gedogen betekent dat iets illegaal is, maar dat (als uitgangspunt tijdelijk) van handhaving wordt afgezien. Nee

Aanpassing 'in onderzoek'

Nr. Omschrijving Verplichte toepassing op huidige registratie
5.1 De indicatie 'in onderzoek' wordt voortaan per attribuut in plaats van per object bijgehouden. Nee
5.2 Op het moment dat de twijfel over de onjuistheid valt binnen de toleranties van dit gegeven (bijvoorbeeld voor geometrie of oppervlakte) zoals gesteld in hoofdstuk 4.6 van de catalogus, terwijl de teruggemelde waarde aantoonbaar van hogere kwaliteit is, dan is bronhouder toch verplicht het gegeven aan te passen, of in onderzoek te plaatsen. Nee

Implementatieadvies

Verschuivingen in objectafbakening

Een aantal objecten voldoet wel aan de objectafbakeningsregels van het oude Objectenhandboek en niet aan die van de Catalogus BAG 2018 en andersom. Dat betekent dat opnieuw afbakenen van deze objecten leidt tot impact voor bronhouders. Daarom wordt deze activiteit op dit moment niet gevraagd. Daarnaast heeft deze afbakening consequenties voor de consistentie tussen de BAG en de BGT en leidt in sommige gevallen mogelijk tot informatieverlies. Tenslotte ontwikkelt de BGT op dit moment door en vindt een oriëntatie plaats op de vraag hoe op de langere termijn met deze objecten zal worden omgegaan in het licht van het komen tot een integrale objectenregistratie.

Om bovenstaande redenen is hier een uitputtend overzicht opgenomen van dergelijke objecten. Het advies is om terughoudend te zijn met het, bijvoorbeeld via mutatiesignalering, opnieuw afbakenen van bestaande gevallen aan zowel BAG- als BGT-kant. Het is verstandig om te wachten tot de verschillende aanpassingen in BGT-informatiemodellen en -documentatie zijn doorgevoerd. Vervolgens zal, in overleg met bronhouders en afnemers, in een toekomstige versie van deze beleidsnotitie aangegeven worden welke objecten wanneer met terugwerkende kracht volgens de aanscherpte BAG-afbakeningsregels geregistreerd moeten worden.

Vanuit afnemers zijn er meerdere verzoeken geuit tot uniforme opname van windturbines in de BAG en BGT (en BRT). Voor de BAG wordt nu voorgesteld om geen verplichtingen op te leggen voor aanpassingen in de bestaande BAG-populatie (dus voor 2021 geen implementatiebeleid voor dit onderwerp) omdat in het ontwerp van de samenhangende doorontwikkeling (samenhangende objectenregistratie) waarschijnlijk anders omgegaan wordt met deze objecten.

Voor de BGT is inmiddels een werkafspraak opgesteld en gepubliceerd door Geonovum: https://docs.geostandaarden.nl/bgt/vv-wa- IMGeo-20180701/

Soort BAG-pand Pand volgens BAG Objectenhandboek? Pand volgens Catalogus BAG 2018? Impact op BGT-registratie
Houten/kunststof schuur Nee Ja, mits bouwwerk voldoet aan pandcriteria Grote impact door hoge aantallen
Niet vergunningplichtige schuur Nee Ja, mits bouwwerk voldoet aan pandcriteria Grote impact door hoge aantallen
Niet gefundeerde schuur Nee Ja, mits bouwwerk voldoet aan pandcriteria Grote impact door hoge aantallen
Geen deel van oorspronkelijk plan uitmakende schuur Nee Ja, mits bouwwerk voldoet aan pandcriteria Grote impact door hoge aantallen
Beperkt duurzame schuur Nee Ja, mits bouwwerk voldoet aan pandcriteria Grote impact door hoge aantallen
Prefab schuur Nee Ja, mits bouwwerk voldoet aan pandcriteria Grote impact door hoge aantallen
Windturbine Nee Ja, mits bouwwerk voldoet aan pandcriteria Informatieverlies
Bunker Nee Ja, mits in gebruik Vereist aanpassingen in IMBGT/IMGeo
Open (front-) stal Ja, tenzij > 1 open zijde Ja, mits bouwwerk voldoet aan pandcriteria Vereist aanpassingen in IMBGT/IMGeo
Rioolgemaal Ja, mits deur bovengronds Ja, mits bouwwerk voldoet aan pandcriteria Vereist aanpassingen in IMBGT/IMGeo
Onderbemaling Ja, mits deur bovengronds Ja, mits bouwwerk voldoet aan pandcriteria Vereist aanpassingen in IMBGT/IMGeo
Station (incl. metro) Ja Ja, mits bouwwerk voldoet aan pandcriteria Vereist aanpassingen in IMBGT/IMGeo
Silo Ja Ja, mits bouwwerk voldoet aan pandcriteria Vereist aanpassingen in IMBGT/IMGeo
Parkeergarage Ja, mits afsluitbaar Ja, mits bouwwerk voldoet aan pandcriteria Geen
Publieke lift/trappenhuis Nee Ja, mits bouwwerk voldoet aan pandcriteria Geen
Wachtruimte op perron Nee Ja, mits bouwwerk voldoet aan pandcriteria Geen
Loopbrug Ja Nee, onderdeel van ander pand Geen

Bijlage 3. Kwaliteit- en toezichtcyclus BAG


Voetnoten


Gerelateerde artikelen met betrekking tot dit beleidskader:


Zoek…